Oven

De oven bestaat uit twee kamers. De voorverwerkingsoven (VVO)en de naverbrandingsoven (NVO).

Het afval, dat vanaf het transportsysteem de beladingsbak is ingeschoven, wordt verwerkt in de VVO. Het principe van dat gehanteerd wordt in de VVO is vergassing. Eenvoudig gezegd wordt het vaste materiaal, onder invloed van de aanwezige temperatuur, direct omgezet in gas. Deze gassen worden vervolgens in de NVO naverbrand teneinde een volledige verbranding te garanderen.

VVO

De werking van de VVO bestaat uit vier fasen:

In de eerste fase, de beladingvloer, wordt het afval op temperatuur gebracht door de aanwezige energie. Met iedere belading van de oven schuift het afval iets op tot het aan het einde van de vloer komt. Vervolgens valt het afval ca. 30 cm naar beneden op de “middenhaard” waar de tweede fase begint.

De tweede fase is de vergassingsfase. Hierbij wordt het afval vergast door de aanwezige energie, in de vorm van temperatuur, en met behulp van een kleine hoeveelheid lucht. Voor een volledige verbranding is een zekere hoeveelheid lucht nodig. In de vergassingsfase wordt echter maar 3 a 4% van deze benodigde lucht ingebracht. Hiermee is de vergassing op gang gebracht. Het afval wordt met behulp van een betonnen schuif, om de vier minuten, een stuk opgeschoven. Hiermee ontstaat ruimte voor het verse afval van de beladingvloer. Tevens wordt het afval zo naar het einde van de middenhaard getransporteerd waarna het weer ca. 30 cm naar beneden valt. Hiermee is de derde fase gestart.

De derde fase bestaat uit een vloer met daarin luchtpijpen ingemetseld. Het afval dat op deze vloer, de lowerhaard, valt bestaat in principe alleen nog uit onbrandbare resten en een grote hoeveelheid koolstof. Door hier lucht onder te blazen verbrand de koolstof. De temperaturen hierbij zijn ca. 1000 grd. C. Deze vrijkomende energie is voldoende om de vorige twee fasen, welke energie nodig hebben, in stand te houden. Het proces is daarmee zelfonderhoudend en behoeft geen hulpenergie van gasbranders. Op de lowerhaard is tevens een betonnen schuif geplaatst welke het afval in dezelfde interval opschuift als fase 2. Aan het einde van de vloer valt het afval, inmiddels slak genoemd, op de in 2012 geplaatste stalen band (DOS).

De vierde fase bestaat zoals hiervoor genoemd uit een stalen band. Deze band is volledig omsloten met een omkasting, zodat de onderdruk in de installatie gehandhaafd kan worden. De band draait op een zeer lage snelheid (6 m/h) waarbij de slak de tijd krijgt om uit te gloeien. Het uitgloeien op de band duurt ongeveer 3 uur (de band is ca. 12 meter lang). Hiermee is een hoge kwaliteit van de slak te bewerkstelligen.

NVO

De gassen welke in de tweede fase van de VVO geproduceerd worden gaan door de zogeheten flamepoort naar de NVO. De NVO kent wederom 3 fasen.

De eerste fase vindt feitelijk plaats in de flamepoort. Hier worden de gassen intensief gemengd met een overmaat aan lucht. Het brandbare mengsel wordt vervolgens, onder invloed van de aanwezige energie uit de VVO, ontstoken.

De gassen komen vervolgens in de tweede fase waar de verbranding wordt voltooid.

Na deze korte fase gaan de gassen door de venturi (versmalling). Hiermee start de derde en laatste fase.

De derde fase is een afkoelings- uitbrandfase. De gassen worden teruggebracht naar een temperatuur van maximaal 1100 grd.C. alvorens de afgassenketel te bereiken.

De verblijftijd van de gassen in de NVO is minimaal 2 seconden. Dit is conform de eis uit de milieuwetgeving, teneinde een volledige verbranding te garanderen.